Beginnersvragen

De vragen die op beurzen en opendagen veel door modelspoor-belangstellenden gesteld worden zijn:

- Hoe kan ik het best beginnen
- Welke schaal
- Welk merk
- Digitaal of niet
- Wat kost dat allemaal
- en zo voort en zo verder.
Natuurlijk overzie je als nieuweling, die enthousiast geworden is van de fraai opgestelde tentoonstelling banen en diorama's, het veld niet en heb je geen idee wat er allemaal bij komt kijken om die banen en diorama's zo mooi te krijgen. Het is tegenwoordig immers een heel brede hobby, die kennis vraagt van planning, elektronica, mechanica, modelbouwtechnieken en veel meer.  Waar begin je dan en wat past bij jou is de grote vraag?   

Begin allereerst met de aanschaf van een paar goede boeken om voor jezelf een idee te vormen van wat de mogelojkheden zijn. Bekijk de aandachtspunten bij de hieronder staande vragen en koop een startset: een ovaaltje rails, twee treinen, twee handwissels, een transformator en een controller. Koop het nieuw, of tweedehands op een beurs,  maar neem dan wel iemand mee die er een beetje verstand van heeft.  Je bent makkelijk tussen de €500 en €1000 kwijt, maar dat is nog te overzien.
Speel er een tijdje mee en kom eens langs bij ons op de club. Laat je trein bij ons rijden en voel wat het je brengt.
Heb je met je startset een verkeerde keuze gemaakt qua merk, rails of aansturing of vind je het toch niet je ding, dan verkoop je het weer. Als dat goed doet hoef je er niets op te verliezen en is er dus nog geen man over boord. Vind je het wat? Ga dan los, maar doe het planmatig en met verstand. 

Hieronder hebben wij wat aandachtspunten voor je verzameld aangaande de verschillende beslissingen die je moet nemen als je serieus wil beginnen met een modeltreinhobby.


Heb ik voldoende ruimte en welke schaal kies ik dan?

De modelspoorder heeft zeker als hij/zij (ja, er zijn ook dames onder de modelspoorders) wil beginnen altijd ruimte te weinig. Je kan natuurlijk je rails uitleggen op de grond, maar dat is erg kwetsbaar. Een tafelbaan is aan te bevelen. Heb je maximaal maar een paar vierkante meter, kies dan voor N-spoor, schaal 1:160. Heb je meer ruimte dan kan je ook voor H0, schaal 1:87, kiezen. Beide schalen hebben als voordeel dat er veel materiaal voorhanden is.
N-spoor heeft bovendien als voordeel dat je op weinig ruimte relatief veel kwijt kan. Op een oppervlakte van 60cm breed en 240cm lang kan al een leuk baantje gemaakt worden. Het nadeel van N-spoor is dat het rollend materieel makkelijk ontspoort als je tegen de tafel stoot en dat je een vaste hand en een scherp oog moet hebben.  Voor de oudere modelspoorder is het niet altijd ideaal.
Voor H0 heb je een bredere oppervlakte nodig vanwege de minimale boogstraal van de rails; 85cm is eigenlijk wel het minimum. Dit betekent dat je reikwijdte in het geding komt als je tafel met de lange kant tegen de muur staat. Afhankelijk van je lichaamslengte is 100cm de max. Het voordeel van H0 is dat het goed zichtbaar is en iets minder makkelijk ontspoort als je tegen de tafel stoot.

Er zijn natuurlijk kleinere (Z), grotere schalen (1, 0, 00) en een tussenschaal maat (TT = 1:120), maar die zijn voor de beginner wat minder geschikt.


Kies ik voor gelijkstroom (DC) of wisselstroom (AC)?

Gelijkstroom (DC = dual current):

Het principe is dat er een plus- en een minrail is. Op de ene rail staat maximaal 16V spanning en op de andere 0. Hierdoor loopt er een stroom van de wielen aan de ene kant, via de motor, naar de andere kant van de locomotief. 

Voordelen van DC:

- de rails zien er werkelijkheidsgetrouw uit,
- er is veel beschikbaar van vele merken in alle prijs- en kwaliteitscategoriën,
- merken zijn onderling uitwisselbaar (behoudens koppelingen en railhoogte/wielflenshoogte, maar dat is doorgaans verwisselbaar).

Nadelen:
- vanwege het kleine contact oppervlak van de wielen met de rails is de storingsgevoeligheid vanwege vuil vrij hoog,
- er moeten bijzondere maatrgelen genomen worden voor keerlussen, immers plus en min komen daar samen, voor beginners is dat niet zo eenvoudig.

Wisselstroom (AC = alternating current):

Het principe is dat op de plus rail, die in de vorm van contactpuntjes in het midden zit, maximaal 16V staat en op de beide echte rails 0.  Hierdoor loopt de stroom van het sleepcontact midden onder de locomotief via de motor naar de wielen en de beide railstaven.
Voordelen:
- minder storingsgevoelig voor vuil vanwege het grotere contactoppervlak (sleper en beide wielsets),
- geen keerlusproblemen, immers plus sluit aan op plus en min op min,
- er is maar één merk voor de railinfrastructuur en alle onderdelen werken eenvoudig samen (plug & play)

Nadelen:
- er is maar één merk nl. Märklin (andere merken leveren wel AC-locomotieven, maar geen infra) en dat maakt je erg afhankelijk,
- Märklin is relatief duur, zelfs tweedehands, 
- de contactpunten in de rails zijn zichtbaar en dus niet werkelijkheidsgetrouw. 

Wie gekozen heeft voor N-spoor heeft dit keuzeprobleem niet, want N-spoor is altijd DC. 


Kies ik digitaal of analoog?

Analoog

Het principe van analoog is dat de snelheid van de locomotief geregeld wordt door de hoeveelheid spanning die op de rails gezet wordt door de rijregelaar. In feite wordt de rails aangestuurd en niet de locomotief.

Voordelen:

- analoge locomotieven zijn goedkoper dan digitale,

- ook sommige digitale locomotieven kunnen analoog rijden,

- leuk om mee te beginnen, later kan je altijd nog overstappen op digitaal, speciaal als je locomotieven koopt die digitaal voorbereid zijn.
Nadelen:

- rijden met meerdere treinen vraagt aparte circuits om de locomotieven afzonderlijk te laten rijden,

- van Marklin (AC) zijn er alleen tweedehands analoge locomotieven op de markt. 

Digitaal

Het principe van digitaal is dat er op de rijstroom vanuit de controller een digitaal signaal wordt meegestuurd dat wordt opgepikt door de decoder in de locomotief. De decoder stuurt de functies van de locomoties aan. Om dat goed te doen staat er op de rails een constante spanning van 16V.  Je kan er daarom ook niet met een analoge locomotief op rijden, want die schiet met maximale snelheid weg, met alle gevolgen van dien.

Voordelen:

- alle treinen (wissels en seinen) kunnen vanuit één controlepunt worden aangestuurd, er zijn dus geen afzonderlijke circuits nodig,

- de maximale spanning van 16V staat constant op de rails, waardoor storingen door vervuiling minder zijn.
Nadelen:

- wie denkt dat er minder draden en schakelaars nodig zijn dan bij analoog, komt bedrogen uit, ze hebben alleen de vorm van decoders aangenomen.  


Rails met of zonder kunststof bedding?

Rails met kunststof bedding

Voordelen:

- makkelijk en snel te leggen mits het ontwerp klopt.
Nadelen:

- beddingen blijven er als kunststof uit zien en zijn lastig in het landschap in te bedden,
- de rails laten zich niet plooien als je er met je ontwerp een paar millimeter naast zit,
- ingebouwde wisselmotoren, bijvoorbeeld bij Märklin C-rails, zijn onbereikbaar bij storingen. 

Rails zonder kunststof bedding:

Voordelen:

- kleine correcties zijn mogelijk, want de koppelingen tussen de rails staan enige tolerantie toe, 

- ziet er werkelijkheidsgetrouw uit.

Nadelen:

- lastiger te leggen, een kortsluiting is, zeker bij Märklin K-rails, gauw gemaakt,

- sporen moeten geballast worden, wat voor beginners vaak een lastige zaak is, met name wissels zijn moeilijk te ballasten zonder dat ze vastlopen.